Toon Vanotterdijk is beleidsmedewerker bij Formaat. Hij is jeugdwerker sinds 2004 en professioneel aan de slag in de sector sinds 2010. Al heel die tijd en wellicht ook al lang ervoor, wordt er binnen het jeugdwerk gesproken over beleidsoverschrijdend werken en over domeinen heen gaan werken. We zijn bijna 15 jaar verder en toch blijft dat meer wens dan werkelijkheid.
Toon neemt je in dit artikel mee in zijn visie op het belang van beleidsoverschrijdend werken.
Van jeugdhuis naar open jeugdwerk, ah ja!
Nochtans zie je in de praktijk van jongerenwerk genoeg kruisverbindingen. Jongeren zijn ideeënfonteinen die met veel goesting een plan uitwerken en een project opstarten. In het begin schiet het vaak alle kanten uit: van jeugdhuizen tot fitnessinitiatieven in de openlucht, van sportinitiatieven tot mediaproductie voor en door jongeren, over queer jeugdcultuurhuizen tot safe(r) spaces gericht op welzijn en identiteitsbeleving, enz.
Ik zou nog wel even kunnen doorgaan, maar het punt is duidelijk: een initiatief van jongeren duldt geen strakke en beperkende definities of kaders. Open jeugdwerkingen zitten op een snijvlak met onder andere welzijn, onderwijs, sport en cultuur, net omdat ze nieuwe zaken starten en nieuwe concepten uitproberen. Het is pas later in de ontwikkeling van zulke initiatieven, als er structurele ondersteuning gezocht wordt om naar het volgende niveau te groeien, dat initiatieven een duidelijkere noemer krijgen en binnen een afgelijnd kader gaan werken.
In dat opzicht komt de switch van jeugdhuiswerk naar ‘open jeugdwerk’ ook niet uit de lucht vallen. De term jeugdhuis dekte de lading van de toenemende diversiteit in het werkveld niet meer. Hoewel de nieuwe term nogal – euh ja – ‘open’ is, geeft ze wel duidelijker weer hoe de vork in de steel zit.
Open jeugdwerk opereert volle bak op dat kruispunt, dat snijvlak tussen verschillende domeinen. De jonge ‘sociale ondernemers’ die zelf een organisatie uit de grond stampen, doen dat vanuit de drive, de goesting en de thema’s die er bij hen leven, en dus wars van alle kunstmatig gebouwde beleidshuisjes.
Met gesloten beleidsdomeinen
Nog al te vaak verzanden discussies over het werken op kruispunten in sectorale en ambtelijke discussies over scheidingslijnen tussen beleidsdomeinen en wie waarvoor verantwoordelijk is. Het is soms te zot om te zien hoe jongeren moeten jongleren met de diverse subsidielijnen en ondersteuningskanalen. Ze moeten bovendien opletten voor dubbele subsidiëring, omdat de oproepen van naast elkaar werkende kabinetten of diensten soms overlappen, vaak zonder medeweten van elkaar. Initiatieven moeten dan kiezen voor een bepaald beleidsdomein of net met potjes puzzelen voor gevorderden om hun verhaal zakelijk rond te krijgen.
Ik ken open jeugdwerkingen die een soortgelijke meerwaarde voor de stad realiseren waarvan de ene volledig onder welzijn valt, de andere volledig onder jeugd of volledig onder cultuur én allerlei tussenvormen. Dat via allerhande tijdelijke, dan wel vernieuwbare projectsubsidies. Moet allemaal kunnen, en op het eind is het initiatief toch maar ondersteund.
Maar stel je eens even voor dat de diverse diensten in (groot)steden (jeugd, cultuur, welzijn, sport en onderwijs) hun ambities voor de komende beleidsperiode samen bepalen, en hier ook naar handelen. Welke ongelooflijke meerwaarde zou dat niet opleveren? En hoe slagkrachtig zou zo’n beleid zijn?
En kleine openingen
Dat is allemaal niks nieuws natuurlijk. Als flinke jeugdwerker weet je dat we als sector al jaren voor een categoriale blik ijveren. We ontwikkelden er allerlei instrumenten voor: het label Kindvriendelijke Steden en Gemeenten stelt expliciet de brede jeugdreflex voorop en stelt als voorwaarde dat steden en gemeenten zich hiernaar organiseren. Onze minister heeft met het JKP ook een breed instrument in handen en stelt – samen met onze organisaties – allerlei prioriteiten in allerlei beleidsdomeinen.
En maar goed ook: het leven van jongeren wordt er niet minder complex op. Druk op ruimte, prestatiedrang, het leven dat duurder wordt, minder plaats om te spelen, besparingen op allerlei vlakken, enz. Al die domeinen sijpelen ook binnen in ons beleidsveld en echt rooskleurig schilderen we de toekomst niet voor onze jongeren. Integraal en daadkrachtig beleid zal ook de komende jaren meer dan ooit nodig zijn, willen we effectief beleid maken voor jonge mensen.
Kiezen = winnen
Kiezen om integraal te werken zou een pak winst opleveren:
- Relevantie: in plaats van te kijken of een initiatief past binnen de afbakeningen van het beleidsdomein focus je op inspelen op noden die jongeren ervaren.
- Samenwerking en bundelen van middelen: met de middelen die direct aan het beleidsdomein ‘Jeugd’ zijn gekoppeld, gaan we nooit heel ver geraken. De lokale begroting voor jeugd kan je bezwaarlijk een vetpot noemen. Vaker zitten de belangrijke hefbomen zoals gebouwen, ruimte en veiligheid in andere begrotingen zoals dienst gebouwen, groenbeleid, enz. En ook Vlaams hebben we met het JKP vooral een verzameling goede intenties met beperkte slagkracht. Zonder middelen blijven resultaten vaak uit.
- Opvolging van besteding van middelen: door eenduidig samen te ondersteunen, zorg je voor transparantie in middelen en vergroot je de slagkracht ervan.
Als minisector zullen we alleen het verschil kunnen maken als we het samen doen. Samenwerken, is echter ook compromissen sluiten. Net als in elke gezonde relatie is het geven en nemen, en de andere ook op jouw domein toelaten. En daar knelt vaak het politieke schoentje. Al jaren hangt het beleid rond op dat kruispunt van sectoraal of categoriaal werken. Aan het wachten op … Tja, op wat of wie eigenlijk? Kunnen we dan eindelijk een keuze maken en die brede insteek volledig omarmen, ook in ons jeugdwerkbeleid? Of blijven we nog een tijdje rondjes rijden en de afslag missen?