In de korte reeks “De schepen stelt scherp”, stelt Formaat een aantal vragen aan de lokale beleidsmaker bij uitstek: de schepen van Jeugd. De focus van het gesprek ligt op de impact van corona op het open jeugdwerk in de gemeente én op de job als schepen van Jeugd.
Als eerste spraken we met schepen Abdrahman Labsir, maatschappelijk werker van opleiding en voormalig buurtwerker en leidinggevende. Vandaag de dag is hij schepen van Jeugd, Sport en Preventie voor Open VLD in Mechelen.
Mechelen: rijk aan open jeugdwerk
Mechelen is een stad met ongeveer 87.000 inwoners en is daarmee naar aantal inwoners de zesde grootste stad van Vlaanderen. De stad kent een rijk verenigingsleven en open jeugdwerklandschap, met een drietal vrijwillige jeugdhuizen (Joppe, Hoje en Joko) en een hele reeks andere open jeugdwerkinitiatieven – al dan niet in opstart – zoals WakaWaka Generation, Radar, ANI vzw (Armeense vereniging), Voice Mechelen, … Kroonjuwelen zijn toch wel de werkingen van ROJM en J@M. Deze geprofessionaliseerde initiatieven hebben een levendige werking met een lange traditie. Al in 1978 startte ROJM, toen nog als Rzoezi, op als jeugdhuis voor jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie.
Het zijn ook die kroonjuwelen die de schepen aanhaalt wanneer we hem vragen naar een schets van het open jeugdwerklandschap in zijn stad:
Schepen Abdrahman Labsir: “Mechelen heeft een lange traditie van jeugd(verenigings)werk en werkingen voor jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie. Al ruim 44 jaar geleden startte hier met ROJM een eerste WMKJ op in de stad. Toen was dat echt nog een unicum. Gaandeweg zijn er heel wat afgeleide projecten en verenigingen rond gegroeid, iets wat we altijd aangemoedigd hebben vanuit het veld en het bestuur van de stad.
Je merkt ook dat de methodiek van open jeugdwerk steeds meer overslaat naar andere beleidsdomeinen en verenigingen. Sportclubs zien bijvoorbeeld ook in dat er rond hun sportbeoefening veel kansen liggen om een gemeenschap te vormen. Zo vormen ze gaandeweg hun werking ook meer om naar een community, waar sport als werkvorm wordt ingezet om allerlei brede doelen te bereiken.”
Formaat: “Vindt u dat als schepen een goede evolutie?”
Schepen Labsir: “Mij lijkt dat vooral een heel natuurlijk proces. Veel aanbod in het (open) jeugdwerk heeft te maken met beweging en sport, dus eigenlijk is het niet zo heel gek dat beide velden van elkaar leren.
We stimuleren dat soort leren vanuit het beleid: één van de eerste zaken die ik als schepen wilde aanbrengen, was de schotten tussen jeugd, cultuur en sport weghalen in de stedelijke ondersteuning. Zo kunnen erkende jeugdverenigingen ook aan een verlaagd tarief sportinfrastructuur gebruiken, en vice versa. We zien dat dat de onderlinge kruisbestuiving stimuleert.”
Ruimte voor experiment
Schepen Labsir: “Naast het rijke bestaande verenigingsleven, krijgt onze jeugddienst veel vragen van jongeren voor ruimte of om dingen uit te proberen. Toen het douanegebouw op de Transit M site midden 2019 vrij kwam te staan, twijfelden we dan ook niet om die ruimte tijdelijk te claimen als ruimte voor jongeren om nieuwe vormen van jeugdwerk uit te proberen. Onze jeugddienst treedt dan op als facilitator om die experimenten te begeleiden. Maar tegen dat we alles goed en wel rond hadden om te starten, brak de pandemie uit.”
Corona dwong ons om te herdenken
Formaat: “En daarmee valt dan eindelijk expliciet het C-woord. De coronacrisis spaarde ook Mechelen niet. Hoe was het voor u als beleidsmaker om hier een weg in te zoeken?”
Schepen Labsir: “Al van bij mijn aanstelling als schepen van Jeugd was het duidelijk dat we vanuit onze jeugddienst sterk de vinger aan de pols moesten gaan houden. We hebben dan wel een indrukwekkende jeugddienst in een mooi gebouw, maar liefst van al zie ik onze jeugddienstmedewerkers daar zo min mogelijk.
Doordat onze jeugdambtenaren sterk in het veld staan, ging de overgang naar digitaal contact houden best goed. Althans, voor het meer ‘reguliere’ jeugdwerk. Voor jongeren in maatschappelijk kwetsbare posities was dit veel lastiger, en dat terwijl de nood aan stoom afblazen hier vaak het hoogst was.
Onze primaire focus werd dan ook het erkennen van jeugdwerkers in deze organisaties als essentieel beroep, om er zo voor te zorgen dat zij wel nog jongeren fysiek konden opzoeken en ontvangen. Toen dit eindelijk goedkeuring kreeg, werd er vooral veel van het praktische werk herdacht. Door goed om te schakelen en anders te organiseren, konden we vaak het volledige aanbod toch nog realiseren. Vanaf dat het mocht, hebben onze WMKJ’s bijna volcontinu gewerkt, binnen in kleine groepen en buiten in de wijken.”
“We hebben dan wel een indrukwekkende jeugddienst in een mooi gebouw, maar liefst van al zie ik onze jeugddienstmedewerkers daar zo min mogelijk.”
Formaat: “Straf hoe gemotiveerde jeugdwerkers toch een weg vinden in zo’n crisis!”
Schepen Labsir: “Evident was het zeker niet. Doordat men in kleinere groepen moest werken, werd er door begeleiders vaker en tegen een hoger tempo gewerkt. Ook voor jonge vrijwilligers was het zoeken naar een goede manier van werken eens er terug versoepelingen kwamen. De bubbels en beperkte contacten zorgden voor extra werk. Het werk dat er toen verzet werd en de manier waarop dat gebeurde, is echt immens knap om te zien.
Vanuit de stad probeerden we te helpen waar het kon: door het coronafonds in te zetten en financieel te ondersteunen met extra budget per lid, maar ook door logistiek te helpen en extra kampvervoer mogelijk te maken, of door mee te investeren in infrastructuur in de open lucht.”
De veerkracht van jongeren
Formaat: “Merkt u, nu we in code geel zijn, ook blijvende effecten van die periode op het open jeugdwerk in Mechelen?”
Schepen Labsir: “We merken in de praktijk wel dat er een deel medewerkers en vrijwillige begeleiders stilaan uitstromen na de crisis. Sommigen van hen geven aan dat ze omwille van de crisis hebben stilgestaan bij hun engagement. In andere gevallen volgt dit het natuurlijke traject van vrijwilliger zijn: er komt altijd een moment waarop je je engagement stopzet of groeit naar iets anders.
Dit legt meteen de vinger op een eerste knelpunt: vrijwilligers mobiliseren. Heel wat werkingen geven aan dat het moeilijk is om vrijwilligers op gang te krijgen: de vaste vrijwilligers hebben lang niets mogen doen en nieuwe vrijwilligers vinden is doorheen de lockdowns geen succes gebleken.
Toch zie ik het goed komen. De veerkracht van jonge mensen is immens. Vergelijk het met een auto die in vierde vitesse staat, maar de handrem op heeft staan. Eens die af kan, is het weer vollenbak. Ik ben er zeker van!”
“De veerkracht van jonge mensen is immens. Eens het mag, is het weer vollenbak. Ik ben er zeker van!”
2022 is het jaar van de jeugd
Schepen Labsir: “Vanuit het stadsbestuur hebben we alvast 2022 uitgeroepen tot het jaar van de jeugd in Mechelen. Jongeren hebben zo lang moeten inboeten, het is tijd dat we iets teruggeven. We focussen op beleving en op mentaal welzijn. Zo biedt de stad alle verenigingen gratis gebruik van infrastructuur aan op Transit M voor hun evenementen en wordt er ingezet op Happy Mood Zones.
Dit laatste is een initiatief dat in nauwe samenwerking met het OverKop-huis werd uitgewerkt. Jongeren trekken met een bakfiets vol materiaal actief naar andere jongeren toe, in de wijken, op scholen, bij verenigingen, op evenementen, …Zo willen ze in de vrije tijd ook mentaal welzijn bespreekbaar maken. Het is de bedoeling om op een laagdrempelige manier in dialoog te gaan.
Overige initiatieven bespreken we steeds met de actoren in het veld en de jongeren in onze participatieorganen. Mechelen is een centrumstad bestaande uit verschillende buurten met hun eigen dynamiek. Een ‘one size fits all’-beleid is moeilijk te hanteren.”
Nabijheid en participatie: kernwaarden voor goed jeugdbeleid
Formaat: “Hoe werken jullie specifiek op maat om alle jongeren te betrekken?”
Schepen Labsir: “We werken in Mechelen met een jeugdnetwerkraad (specifiek voor verenigingen) en een jeugdraad (open voor alle jongeren, ook jongeren die niet aangesloten zijn bij een vereniging). Die manier van werken is cruciaal om gericht beleid mogelijk te maken. Daarnaast zijn onze (jeugd)ambtenaren ook actief aanwezig in de wijken en gaan ze gesprekken aan met verenigingen in die wijken. Dankzij die nabijheid kan je kort op de bal spelen.
Vergeet ook niet dat de creativiteit om te kunnen blijven werken doorheen deze crisis vaak van jongeren kwam. Onze verenigingen waren tijdens de coronacrisis vaak inspirator voor goed beleid, omdat ze heel snel wisten om te gaan met de omstandigheden en ze dankzij hun creativiteit toch hun werking konden laten draaien. Ook hier was onze nauwe connectie met het veld een groot voordeel.”
“Onze verenigingen waren tijdens de coronacrisis vaak inspirator voor goed beleid.”